Een jaar geleden schreef ik voor een opdracht van school mijn visie op onderwijs. Nu, één jaar later, heb ik alweer zoveel geleerd over het onderwijs en is mijn visie op sommige vlakken veranderd en op sommige vlakken hetzelfde gebleven.
Belangrijkste kernwaarden
De kernwaarden zijn voor mij nog hetzelfde gebleven. Allereerst staat voorop dat een mens gelukkig moet zijn (of worden). Dit is de basis voor een mensenleven en zorgt voor positiviteit. Ik ben zelf positief ingesteld wat zich onder ander uit in mijn vrolijkheid. Naast geluk vind ik zelfstandigheid en verantwoordelijkheid de belangrijkste kernwaarden. Ik ben zelf zelfstandig waar ik ook erg blij mee ben. Ik heb door mijn opvoeding ook geleerd dat het belangrijk is om zelfstandig te zijn. Ik vind het belangrijk dat je jezelf kan redden in onze geletterde maatschappij. Ik wil dat een kind opgroeit tot een zelfstandig mens. Een kind moet worden klaargestoomd voor een onafhankelijk en zelfstandig leven. Het is belangrijk dat je je als mens kan redden in de huidige samenleving. Leerlingen moeten zich verantwoordelijk voelen voor hun eigen gedrag. Kinderen moeten leren dat je keuzes kan maken ten behoeve van je eigen wensen en je moet ook de consequenties van deze keuzes aanvaarden.
Niet alleen zelfstandigheid en verantwoordelijkheid zijn belangrijk om je in onze huidige en geletterde samenleving te kunnen redden. Samenwerking is hier ook zeker een onderdeel van. Kinderen moeten leren om met verschillende soorten mensen en dus verschillende persoonlijkheden te samenwerken. Samenwerken kun je op latere leeftijd bijvoorbeeld tegenkomen op je werk.
Ik vind het belangrijk dat ieder kind zich op zijn eigen manier kan ontwikkelen. Ieder individu is anders. Gelijke behandeling van ongelijken is oneerlijk (van Beurden, 2016). Ieder kind heeft recht op gelijke kansen, maar niet iedereen is gelijk. Daarom hebben sommige kinderen meer of juist minder aandacht, of een andere benadering nodig. Niet iedereen heeft dezelfde competenties of wil dit op dezelfde manier verwerken.
Bewegen in de schoolomgeving
Vorig semester heb ik het vak Bewegen in de schoolomgeving met veel plezier gevolgd. Door dit vak is mijn interesse in bewegen in de schoolomgeving gegroeid. Ik heb daarom tijdens mijn LIO-stage een onderzoek gedaan naar bewegen in de klas. Ik ben zelf sportief aangelegd en dit wil ik ook graag op de kinderen overbrengen. Er zijn ontzettend veel redenen te noemen waarom bewegen goed is. Bewegen geeft plezier en dit heb ik in de praktijk ook ervaren. Ik vind het belangrijk dat bewegen een onderdeel vormt op een schooldag en dit zou ik als startende leerkracht ook meenemen in de toekomst.
Thematische aanpak
Naast bovengenoemde kernwaarden vind ik werken op basis van thema’s belangrijk in het onderwijs. Door het gebruik van thema’s sluit onderwijs beter aan op de belevingswereld van kinderen. Thematisch onderwijs is terug te vinden bij Jenaplan en IPC. Door veel op thematische basis te werken is er sprake van meer integratie tussen vakken. Zo is het onderwijs voor het kind betekenisvoller. Hierdoor wordt het onderwijs leuker en interessanter voor kinderen wat de zelfontplooiing en persoonlijke ontwikkeling bevordert. Op deze manier kunnen kinderen ook echt ontdekken wat ze wel of niet leuk vinden.
Onderwijsconcepten
Ik heb maar een beperkte ervaring opgedaan in andere onderwijsconcepten. Daarom wil ik zeker als startende leerkracht in meerdere onderwijsconcepten nog een kijkje nemen, waaronder Jenaplan en IPC. Hierdoor kan ik in de praktijk ervaren hoe thematisch werken is. Ook zou ik heel graag nog een keer Dalton in de praktijk willen ervaren. Twee van de vijf pijlers van Dalton zijn zelfstandigheid en samenwerking (Berends, 2018). Deze waarden komen overeen met mijn visie en de waarden die ik belangrijk vind binnen het onderwijs. Unitonderwijs en vrije school zijn onderwijsconcepten die niet bij mij passen. Ik vind dat er vaste groepen/klassen moeten zijn, wat Unitonderwijs niet heeft. Ik denk dat er daardoor minder structuur is voor leerlingen. Ik denk ook dat er door Unitonderwijs automatisch een minder groepsgevoel heerst omdat het lastiger is om één groep te vormen. De vrije school past niet bij mij omdat ik zelf altijd een soort rem ervaar op mijn creativiteit. Creativiteit is heel belangrijk binnen de vrije school en ik denk niet dat ik dit op de goede manier kan stimuleren bij kinderen.
Ik als leerkracht
Ik probeer als leerkracht altijd om het kind als individu te zien en ondersteuning te bieden waar het nodig is. Ik observeer in de klas welke leerlingen hulp nodig hebben en help hierbij de leerlingen op weg. Hierin neem ik de zelfstandigheid van kinderen mee. Ik vind het erg belangrijk dat leerkrachten niet alles voor het kind doen, maar het kind op weg helpen zodat zij het zelf kunnen doen. Daarnaast vind ik het heel belangrijk om ook informele praatjes met de leerlingen te maken. Als leerlingen mij heel enthousiast vertellen over wat zij het weekend gaan doen of dat zij moeten afzwemmen dan probeer ik hier altijd op een later moment op terug te komen om te vragen hoe het was of hoe het gegaan is. Ik wil graag dat kinderen zich bij mij op hun gemak voelen en zich veilig voelen. In mijn vorige werk als onderwijsassistent ondersteunde ik een leerling uit groep 4 met lezen. Deze leerling vind het moeilijk als er nieuwe leerkrachten zijn en kan heel erg boos worden. De eerste keer toen ik deze leerling uit de klas haalde werd hij ook boos en ging hij onder de kapstok zitten en wilde hij niet met mij lezen. Ik heb geprobeerd om met hem in gesprek te gaan en mocht eindelijk naast hem komen zitten onder de kapstok. Sindsdien las hij elke week met mij met plezier.
Bronnen
Alkema, E., & Kuipers, J. (2015). Meer dan onderwijs (8ste editie). Koninklijke Van Gorcum.
Berends, R. (2018). Expeditie Dalton (1ste editie). Amsterdam University Press.
Marzano, R. J., & Miedema, W. (2014). Leren in 5 dimensies (1ste editie). Koninklijke Van Gorcum.
Van Beurden, P. (2016, 26 april). ‘Behandel ongelijke gevallen niet gelijk’. Zorgvisie. Geraadpleegd op 4 februari 2022, van https://www.zorgvisie.nl/behandel-ongelijke-gevallen-niet-gelijk/
Wat is mijn visie op het onderwijs? Een vraag waarvan het heel goed is om erover na te denken maar die ik tegelijkertijd ook lastig vind te beantwoorden. Ik heb bijna het eerste jaar van de verkorte PABO afgerond en een visie begint zich door het afgelopen jaar langzaam te vormen. Daartegenover heb ik nog maar heel weinig (onderwijsconcepten) in de praktijk gezien en daardoor denk ik dat ik mijn visie nog veel verder kan ontwikkelen.
Belangrijkste kernwaarden
Uiteraard staat altijd voorop dat een mens gelukkig moet worden. Gelukkig zijn is de basis voor een mensenleven en zorgt voor positiviteit. Ik ben zelf ook erg positief ingesteld. Dit uit zich onder andere in mijn vrolijkheid. Naast geluk vind ik zelfstandigheid de belangrijkste kernwaarde. Ik ben zelf erg zelfstandig waar ik ook erg blij mee ben. Ik vind het belangrijk dat je jezelf kan redden in onze geletterde maatschappij. Ik wil dat een kind opgroeit tot een zelfstandig mens. Een kind moet worden klaargestoomd voor een onafhankelijk en zelfstandig leven. Het is belangrijk dat je je als mens kan redden in de huidige samenleving. Het motto van Montessori is “Help mij het zelf te doen.” Dit sluit erg goed aan bij mijn persoonlijke visie omdat zowel samenwerking als zelfstandigheid hierin centraal staan. Niet alleen zelfstandigheid is belangrijk om je in onze huidige en geletterde samenleving te kunnen redden. Samenwerking is hier ook zeker een onderdeel van. Kinderen moeten leren om met verschillende soorten mensen en dus verschillende persoonlijkheden te samenwerken. Samenwerken kun je op latere leeftijd bijvoorbeeld tegenkomen op je werk. Stamgroepen bevordert de samenwerking tussen kinderen. Zo helpen kinderen uit oudere jaargroepen bijvoorbeeld de kinderen uit jongere jaargroepen wanneer ze ergens moeite mee hebben. Stamgroepen vind je bij zowel Montessori als Jenaplan terug. Ik vind het belangrijk dat ieder kind zich op zijn eigen manier kan ontwikkelen. Ieder individu is anders. Gelijke behandeling van ongelijken is oneerlijk (van Beurden, 2016). Ieder kind heeft recht op gelijke kansen, maar niet iedereen is gelijk. Daarom hebben sommige kinderen meer of juist minder aandacht, of een andere benadering nodig. Niet iedereen heeft dezelfde competenties of wil dit op dezelfde manier verwerken.
Thematische aanpak
Naast bovengenoemde kernwaarden vind ik werken op basis van thema’s belangrijk in het onderwijs. Door het gebruik van thema’s sluit onderwijs beter aan op de belevingswereld van kinderen. Thematisch onderwijs is terug te vinden bij Jenaplan en IPC. Door veel op thematische basis te werken is er sprake van meer integratie tussen vakken. Zo is het onderwijs voor het kind betekenisvoller. Hierdoor wordt het onderwijs leuker en interessanter voor kinderen wat de zelfontplooiing en persoonlijke ontwikkeling bevordert. Op deze manier kunnen kinderen ook echt ontdekken wat ze wel of niet leuk vinden.
Montessorionderwijs
Het montessorionderwijs is daarom één van de onderwijsconcepten waar ik mij sterk in kan vinden. Het montessorionderwijs heb ik het afgelopen half jaar in de praktijk mogen meemaken. Het montessorionderwijs heeft als doel om kinderen een gevoel van onafhankelijkheid, eigenwaarde en vertrouwen in de eigen persoonlijkheid te geven (Pelgrom, 2013). Het motto “help mij het zelf te doen” zie ik terug in de praktijk. Als een kind bijvoorbeeld zijn beker niet open krijgt, draai je een stukje van de beker open zodat het kind vervolgens zelf de rest van de dop open kan maken. Je helpt dus een kind op weg, maar je voert niet een hele handeling uit voor een kind als hij of zij hiervan zelf een deel kan uitvoeren. Ieder kind leert op zijn eigen tempo en niveau en dat vind ik zelf een hele mooie manier van onderwijs. Op het montessorionderwijs komt veel vanuit het kind zelf. Wil een kind een lesje over breuken? Wil een kind al leren lezen in groep 2? Dan worden deze lesjes aangeboden aan het kind. In de praktijk heb ik gezien dat leerlingen erg gemotiveerd zijn. Als een kind iets wil leren, dan wordt dit ook aangeboden. Je ziet in de praktijk ook terug dat kinderen hierdoor elkaar ook motiveren. Als één kind uit de klas begint aan een klok-werkboekje dan zie je vaak dat meer kinderen in de klas dit ook willen leren. Zo stimuleren en motiveren leerlingen elkaar ook op een positieve manier.
Overige onderwijsconcepten
Ik zou ook heel graag nog een keer Dalton in de praktijk willen ervaren. Twee van de vijf pijlers van Dalton zijn zelfstandigheid en samenwerking (Berends, 2018). Deze waarden komen overeen met mijn visie en de waarden die ik belangrijk vind binnen het onderwijs. Unitonderwijs en vrije school zijn onderwijsconcepten die niet bij mij passen. Ik vind dat er vaste groepen/klassen moeten zijn, wat Unitonderwijs niet heeft. Ik denk dat er daardoor minder structuur is voor leerlingen. Ik denk ook dat er door Unitonderwijs automatisch een minder groepsgevoel heerst omdat het lastiger is om één groep te vormen. De vrije school past niet bij mij omdat ik zelf altijd een soort rem ervaar op mijn creativiteit. Creativiteit is heel belangrijk binnen de vrije school en ik denk niet dat ik dit op de goede manier kan stimuleren bij kinderen.
Ik als leerkracht
Ik probeer als leerkracht altijd om het kind als individu te zien en ondersteuning te bieden waar het nodig is. Ik observeer in de klas welke leerlingen hulp nodig hebben en help hierbij de leerlingen op weg. Hierin neem ik de zelfstandigheid van kinderen mee. Ik vind het erg belangrijk dat leerkrachten niet alles voor het kind doen, maar het kind op weg helpen zodat zij het zelf kunnen doen. Daarnaast vind ik het heel belangrijk om ook informele praatjes met de leerlingen te maken. Als leerlingen mij heel enthousiast vertellen over wat zij het weekend gaan doen of dat zij moeten afzwemmen dan probeer ik hier altijd op een later moment op terug te komen om te vragen hoe het was of hoe het gegaan is. Ik wil graag dat kinderen zich bij mij op hun gemak voelen en zich veilig voelen. In mijn werk als onderwijsassistent ondersteun ik een leerling uit groep 4 met lezen. Deze leerling vind het moeilijk als er nieuwe leerkrachten zijn en kan heel erg boos worden. De eerste keer toen ik deze leerling uit de klas haalde werd hij ook boos en ging hij onder de kapstop zitten en wilde niet met mij lezen. Ik heb geprobeerd om met hem in gesprek te gaan en mocht eindelijk naast hem komen zitten onder de kapstop. Sindsdien leest hij elke week met mij met plezier.
Montessorionderwijs in de praktijk
Op Montessori wordt veel gebruikt gemaakt van verschillende materialen welke ervoor zorgen dat kinderen zelfstandiger worden. De materialen zijn zo gemaakt dat het meestal zelfcorrigerend is waardoor kinderen er zelf achter komen als het niet goed is. Zo worden er voor rekenen materialen gebruikt die visueel inzicht geven aan de kinderen. De kinderen leren niet simpelweg een trucje om een som op te lossen, maar krijgen door materialen inzicht in wat zij aan het uitrekenen zijn. De breukendoos is hier een heel mooi voorbeeld van. Bij de breukendoos worden breuken van een half tot en met een tiende visueel gemaakt door een stuk van een cirkel ter grootte van de breuk. Kinderen kunnen hierdoor visueel zien welke breuk bijvoorbeeld groter is. Daarnaast zijn er weinig klassikale lessen binnen Montessori. Ook dit bevordert de zelfstandigheid van kinderen. Kinderen kunnen bij binnenkomst aan de slag gaan met hun weeklijst en mogen zelf inplannen of zij beginnen met rekenen of taal. De kinderen krijgen individueel of in kleine groepjes lesjes aangeboden wanneer zij nieuwe stof gaan leren.
Burgerschap
Ik heb de afgelopen weken veel geleerd over burgerschap. Ik denk dat je burgerschap heel goed kan integreren met verschillende vakken, zeker wanneer je op thematische basis werkt, waardoor het op een mooie en leerzame manier terug kan komen in je lessen. Bij dans heb ik dit sterk zien terugkomen. De danslessen die ik gezien heb tijdens de colleges waren gekoppeld aan een thema en daardoor ook geïntegreerd met burgerschap. De dansles die ik samen met mijn groepje gemaakt heb, was gekoppeld aan het thema voertuigen en stond daarom centraal aan het onderwerp duurzame ontwikkeling van burgerschap.
Eén van de activiteiten die ik zeker een aantal keer nog wil proberen in de praktijk is het inchecken (Matheusen, 2020). In college heb ik ervaren dat je met inchecken meer inzicht kunt krijgen in wat er zich onder de waterlijn afspeelt. Zo kun je het groepsonbewuste omzetten naar het groepsbewuste. Hierdoor krijg je meer mogelijkheden om ieder kind gelijke kansen te geven, omdat je beter weet wat er speelt. Ik zou dit in mijn klas met een simpele manier van drie smiley’s/kleuren willen proberen (groen, oranje en rood) en dan de vraag stellen welke smiley vandaag op jouw van toepassing is? Door inchecken kun je zien hoe alle leerlingen zich voelen op een dag en kom je meer te weten over wat er onder de waterlijn speelt binnen een groep.
De tweede activiteit die ik zeker nog eens wil proberen in de praktijk is het dagelijks debat (Rebelleren kan je leren, 2020). Zet en stelling op het bord en verzin allemaal argumenten voor en tegen deze stelling. Je geeft de groep een paar minuten per stelling en schrijft alles op wat er gezegd wordt. Leerlingen hoeven niet per se een keuze te maken of ze voor of tegen de stelling zijn. Ik denk dat leerlingen veel kunnen leren van het dagelijks debat, zeker op het gebied van taal. Leerlingen leren om te gaan met verschillende mening, het vormen van je mening en leren om op een normale manier discussie te voeren.
Bronvermelding
Alkema, E., & Kuipers, J. (2015). Meer dan onderwijs (8ste editie). Koninklijke Van Gorcum.
Berends, R. (2018). Expeditie Dalton (1ste editie). Amsterdam University Press.
Marzano, R. J., & Miedema, W. (2014). Leren in 5 dimensies (1ste editie). Koninklijke Van Gorcum.
Matheusen, F. (2020). Rebelleren kan je leren (1ste editie). Pelckmans uitgevers – KCC.
Pelgrom, E. H. J. (2013). En Nu: Montessori! AVE.IK.
Rebelleren kan je leren. (2020, 9 september). Tool: Het dagelijks debat. Geraadpleegd op 4 februari 2022, van https://www.rebellerenkanjeleren.be/olifant/tool-het-dagelijks-debat/
Van Beurden, P. (2016, 26 april). ‘Behandel ongelijke gevallen niet gelijk’. Zorgvisie. Geraadpleegd op 4 februari 2022, van https://www.zorgvisie.nl/behandel-ongelijke-gevallen-niet-gelijk/