Filosoferen
Boek: Westera, B. (2017). Was de aarde vroeger plat? (1ste ed.). Gottmer.
Stappenplan
1. Zorg dat alle leerlingen in een kring zitten.
2. Start met het lezen van het gedicht.
3. Lees nog een keer de titel van het gedicht ‘Hoe groot is het heelal?’ en laat de kinderen het plaatje in het boek zien.
4. Geef de leerlingen de ruimte om te reageren op het gedicht.
5. Stimuleer de leerlingen om vragen te bedenken die bij hun opkomen tijdens het lezen/luisteren naar het gedicht.
6. Er wordt één vraag gekozen waarover je het met de klas gaat hebben. De klas moet ermee akkoord zijn welke vraag gekozen wordt.
7. Benoem expliciet dat jij (als leerkracht) het antwoord ook niet weet. Jij hebt de antwoorden ook niet maar wij gaan samen als klas op ‘denkavontuur’.
8. Leid als leerkracht het gesprek. Stel vragen en geef leerlingen beurten. Zorg dat leerlingen niet door elkaar heen praten. Als dit wel gebeurd, stel je vragen of leerlingen elkaar wel begrijpen en help je leerlingen om naar elkaar te luisteren. Probeer opmerkingen als ‘je mag niet door elkaar heen praten’ te vermijden.
9. Stel stimulerende vragen, zoals: Wat denk jij? en waarom denk jij dat?
10. Laat leerlingen argumenten geven bij hun antwoord. Hierbij kun je vragen stellen aan de leerlingen, zoals:
- Hoe weet je dat?
- Wie bepaalt dat?
- Is dat altijd zo?
- Kun je een voorbeeld geven?
11. Geef een korte samenvatting van het gesprek en benoem welke verschillende argumenten je allemaal hebt gehoord. Vraag of de leerlingen tijdens het gesprek hun mening hebben aangepast naar aanleiding van argumenten die zij gehoord hebben.
Taalronde
Boek: Jeffers, O. (2018). Samen hier (1ste ed.). de Fontein Jeugd.
Stappenplan
Materiaal
- Het boek ‘Samen hier’ (met de pagina ‘wat mensen niet mogen vergeten is dat ze op tijd moeten eten en drinken, en dat ze warm moeten blijven.’)
- Voor elke leerling een houten plankje
- Voor elke leerling een leeg a4 papier
1. Zorg dat alle leerlingen in een kring zitten. Wanneer je de aandacht hebt, vraag je aan de leerlingen of zij vanochtend ook hebben ontbeten.
2. Lees de pagina voor uit ‘Samen hier’ die gaat over dat mensen niet mogen vergeten dat zij op tijd moeten eten en drinken, en dat ze warm moeten blijven.
3. Nu start de vertelronde. Vraag naar de ervaringen van leerlingen. Wat eten de kinderen gedurende de dag? Hoe zorgen zij ervoor dat ze warm blijven? Doen alle kinderen dit op dezelfde manier of zitten er tussen de leerlingen verschillen?
4. Nadat een aantal kinderen wat hebben verteld ga je beginnen met het tekenen van lijstjes. Elke leerling tekent drie dingen die zij wel eens eten of hoe zij ervoor zorgen dat zij warm blijven. Als het lukt kunnen leerlingen hier steekwoorden bij opschrijven.
5. Als de leerlingen hiermee klaar zijn, laat je de leerlingen een kruisje zetten bij de tekening waarover zij meer willen vertellen. Zij mogen maar één van de drie tekeningen kiezen.
6. De leerlingen gaan vervolgens in tweetallen elkaar hier meer over vertellen. Stimuleer de leerlingen om zo gedetailleerd mogelijk hun verhaal te vertellen. Hoe zag het eten er uit? Rook je eten lekker?
7. De leerlingen gaan opnieuw tekenen naar aanleiding van het tweetalgesprek. Teken over het verhaal van je buurman. Als het lukt kunnen de leerlingen hier steekwoorden bij opschrijven. Tijdens deze stap heb je als leerkracht de gelengheid om een rondje te lopen door de klas. Help de leerlingen waar nodig.
8. Als alle leerlingen klaar zijn worden een aantal gemaakte tekeningen besproken. De leerlingen kunnen hun tekeningen laten zien en hierbij wat vertellen. Je mag als leerkracht vragen stellen over de tekeningen en de verhalen.
Maak een onderwaterwereld
Boek: Zommer, Y. (z.d.). Het zinderende zee boek. Lemniscaat.
De kinderen verven de zee op hun vel papier. Hoe dieper de zee wordt, hoe donker het is. De kinderen moeten dus een mooie overgang van het blauw schilderen. De kinderen beginnen met lichter blauw en eindigen met donker blauw. Daarna laat je dit drogen.
Elke leerling krijgt vervolgens een zeepaardje en knipt deze uit. Met kroontjespen gaan de leerlingen patronen tekenen op het zeepaardje. Leg uit hoe de kroontjespen werkt en leg uit hoe patronen werken. Dit zeepaardje plakken zij vervolgens in de zee. Zij kunnen de zee eventueel verder opvullen met andere vissen. Ook is het leuk om de zee verder te versieren met wat gras/takken/blaadjes van buiten.
Benodigdheden:
Wit papier
Voor elke leerling een zeepaardje
Verf
Kroontjes pen + inkt
Maak een 3D dier
Boek: Zommer, Y. (z.d.-a). Het bijzondere beestjes boek. Lemniscaat.
De kinderen kiezen een dier uit die zij willen maken. Zij tekenen van het zijaanzicht van het dier een lijf zonder poten. De poten tekenen de leerlingen vanuit het vooraanzicht. Deze onderdelen kunnen zij knippen en in elkaar schuiven. Kijk even goed in de powerpoint hiernaast hoe het werkt met de poten van het dier. In de powerpoint zijn ook malletjes te vinden die leerlingen ook kunnen gebruiken.
Benodigdheden:
Engels karton (stevig gekleurd karton)
Scharen
Wasco krijt of stiften (optioneel)
Maak een monster
Boek: Veldkamp, T. (z.d.). Maar eerst ving ik een monster. Lemniscaat.
Verdun wat plakkaatverf of acrylverf met wat water. Leg dan met een kwastje een flinke druppel op je papier en blaas er dan vlak boven met een rietje, zodat de verf uit elkaar vloeit en er grappig vormen ontstaan. Zo krijg je gekleurde monstertjes.
Diverse opdrachtenkaartjes die gemaakt kunnen worden na het lezen van een boek. Deze opdrachtenkaartjes zijn gemaakt naar aanleiding van een onderzoek naar leesbevordering in de klas. Dit zijn 8 verschillende opdrachten die ingezet kunnen worden na het lezen van en boek.